Bezoek aan de bijzondere collectie Doopsgezinde geschriften in het Allard Pierson Museum
Nu het dit jaar 500 jaar geleden is dat de voormalige priester George Blaurock (ca. 1492-1529) zich liet wederdopen door Conrad Grebel (ca. 1498-1526) op 21 januari 1525 en daarmee het ontstaan van het Doperdom, brachten wij een bezoek om iets van dat begin te proeven met de oudste Doopsgezinde geschriften in Nederland.
Op een prachtige dinsdag, 25 februari, ontvingen Gwendolyn Verbraak, junior-conservator kerkgeschiedenis en esoterie bij het Allard Pierson, en Nina Schroeder-van ’t Schip, gespecialiseerd in Doopsgezinde geschiedenis en kunst, ons.
En in die zaal was het alsof die Doopsgezinde geschiedenis ons begroette met prachtige uitgaven. Uitgaven waarin o.a. de eerste confessies in opgeschreven waren door de eerste Dopersen. Zo was er dat prachtige kleine document uit het begin van de Doperdom waarin de eerste Nederlandse vertaling van de zeven artikelen van Schleitheim in waren opgenomen, nl. in de Broederlicke Vereeninge, 1560, zonder vermelding van de plaats van uitgave of naam van de drukker.
Klein, om het eenvoudig te kunnen verbergen en mee te nemen op de vlucht. Dat laatste was ook de realiteit van de eerste Dopersen die vanuit Zwitserland vluchtten naar Duitsland en Nederland.
Vlucht en vervolging volop zichtbaar ook in: Thieleman Jansz. van Braght, Het Bloedigh Tooneel of Martelaers Spiegel der Doopsgesinde of Weereloose Christenen, Die om‘t getuygenis van Jesus haren Salighmaker geleden hebben ende gedood zijn van Christi tijd of tot desen tijd toe, 2nd ed. Amsterdam: Hieronymus Sweerts, 1685.
Een bekend document voor de Doopsgezinden waarin de geloofsuitspraken opgetekend zijn van de Dopersen die ter dood veroordeeld waren. Alsof je oog in oog, of van hart tot hart, spreekt met broeders en zusters die om hun geloof zijn omgebracht terwijl hun geloofsstem blijft klinken tot op de dag van vandaag.
Iets om over na te denken op weg naar Pasen, dat niet de dood het laatste woord heeft, maar het leven en niet het onrecht, maar het recht. En zo ook hun stem in ons midden blijft klinken?
Bijzonder was ook hoe Nina en Gwendolyn rekening hadden gehouden met de komst van Doopsgezinden uit verschillende gemeenten in de Zaanstreek en nog een aantal oude foto’s daarvan hadden neergelegd en een mooie gravure van Cornelis Brouwer na C. van Waard, ‘Monument voor de Doopsgezinde gemeenten aan de Zaan,’ circa. 1780-1800.
Het was de kunst van de inleiders om de geschiedenis van het Doperdom in Nederland en de prachtig oude bewaarde geschriften tot leven te wekken, zoals die bekende Biestkens Bijbel van 1568 en de werken van Menno Simons, ‘Opera Omnia Theologica (Amsterdam, 1681).’
De relikwie van de peer van de doopsgezinde martelaar Maeyken Boosers die in 1564 op de brandstapel om het leven kwam ontbrak uiteraard niet. Zo ook niet de enige handgeschreven brief van Menno Simons.
Het geheel, en om zo dicht bij de stem van de eerste Dopersen te zijn, wekte de nieuwsgierigheid bij de aanwezigen nog een keer terug te komen.
Tekst: Margarithe Veen